Eenmaal in Amerika aanbeland, begon het nieuwe leven voor de inwijkelingen. Om te slagen moesten verscheidene hindernissen worden overwonnen, zoals een onbekend klimaat, de taalbarrière en een samenleving waarin niet iedereen de nieuwkomers met open armen verwelkomde. Om de uitdagingen het hoofd te bieden bleven de vroegere streekgenoten zoveel mogelijk samen. Doorgaans hadden ze bij hun aankomst al wel een idee van het werk dat ze wilden verrichten om in hun levensonderhoud te voorzien.
Op de prairie
De Belgische migranten die nog vóór het stoomtijdperk de Verenigde Staten bereikten, gingen doorgaans in de agrarische sector aan de slag. Daarbij hoorde ook een twintigtal Meetjeslanders die in 1847 onder de leiding van Eeklonaar Pierre Dirckx (1829-1886) naar Missouri trokken om er een landbouwkolonie te stichten. Het initiatief had slechts kortstondig succes, onder meer door de verleiding van de California Gold Rush.
Vanaf 1862 bood de Homestead Act bijna gratis land aan pioniers die zich ertoe verbonden hun terrein in cultuur te brengen. Toen de Belgen op grote schaal in de VS aankwamen, waren de beste gronden echter al toegekend. Wie toch voor agrarisch werk koos, combineerde dat zeker de eerste jaren doorgaans met ’s winters een industriële baan. Canada kende rond 1900 nog wel veel onontgonnen terreinen. Tijdens de van overheidswege aangemoedigde kolonisatie van the Last Best West konden ook uitwijkelingen uit vooral West- en Oost-Vlaanderen een eigen farm verwerven en uitbouwen.
Stad en industrie
Het merendeel van de migranten uit Vlaanderen vestigde zich in het Middenwesten van de Verenigde Staten. De industriesteden in de staten rond de Great Lakes namen een grote vlucht en boden werk aan ongeschoolde arbeiders. Zeker in de tijd van de massale trans-Atlantische migratie waren die in de meerderheid. In verschillende steden ontstonden Vlaamse kernen. Motor city Detroit (Michigan) telde op het hoogtepunt in 1930 15.000 Belgen. In het zuidwesten van Mishawaka (Indiana) stond een wijk rond de Sint-Bavokerk bekend als de Belgian Town, terwijl Moline (Illinois) in 1907 zelfs op weg leek in zijn geheel tot ‘eene vervlaamschte stad’ uit te groeien. Chicago telde ook veel inwijkelingen uit het Meetjesland, die er vooral als janitor of conciërge van de oprijzende wolkenkrabbers actief waren; ze leefden echter meer verspreid over de stad en verloren sneller hun identiteit als herkenbare groep. In Canada was Saint Boniface bij Winnipeg de belangrijkste stedelijke kern, met veel werkgelegenheid in de bouwsector.
Verspreiding
De verspreiding van Belgische inwijkelingen in de Verenigde Staten en Canada omstreeks 1920 valt te reconstrueren dankzij de gegevens van tienjaarlijkse volkstellingen. Onder de negen census divisions van de VS is het overwicht van de Midwest duidelijk, met een concentratie in enkele (groot)steden en in clusters van meer landelijke nederzettingen.
Bron: Red Star Line Museum | Washington DC, Library of Congress, Geography and Map Division